Tussen 2002 en 2010 zijn 85% van de nieuwe banen in de EU gecreëerd door het midden- en kleinbedrijf (MKB). Gedurende deze periode is de totale werkgelegenheid in de EU substantieel gestegen met een gemiddelde van 1,1 miljoen banen per jaar. Dit blijkt uit de studie over de bijdrage van het MKB aan de werkgelegenheidsgroei in de Europese Unie. De studie is uitgevoerd door onderzoekbureau Panteia/EIM en is onlangs gepubliceerd door de Europese Commissie.
Uit het onderzoek van Panteia/EIM blijkt dat in de periode tussen 2002 en 2010 de werkgelegenheid binnen het MKB in de EU jaarlijks met 1,1% (1,9% in Nederland) groeit. Gemiddeld groeit de werkgelegenheid in het MKB harder dan in het grootbedrijf (jaarlijkse groei gemiddeld 0,4%), zowel in Nederland als in de andere deelnemende landen. Een duidelijke uitzondering is de handel, waarin de werkgelegenheid in het MKB jaarlijks steeg met 0,7% vergeleken met 2,3% in grote ondernemingen. Dit is te wijten aan de sterke toename van grote handelsondernemingen, vooral in de verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen. Tot het MKB in de EU worden bedrijven gerekend met een omvang tot 250 werknemers, waarbinnen het kleinbedrijf met een grootte tot tien werknemers. Bedrijven met 250 of meer werknemers worden tot het grootbedrijf gerekend.
Binnen het MKB is het kleinbedrijf met 58% verantwoordelijk voor het hoogste percentage van de totale groei van de werkgelegenheid. De overgrote meerderheid van deze nieuwe banen wordt door nieuwe ondernemingen (jonger dan vijf jaar) gecreëerd. Nieuwe ondernemingen die actief zijn in de zakelijke dienstverlening creëerden tot meer dan een kwart (27%) van de nieuwe banen.
Crisis drukt het meest op het kleinbedrijf
Volgens de resultaten van een grootschalige telefonische enquête voor de studie heeft de economische crisis zijn stempel gedrukt op ondernemingen van alle grootte. Het kleinbedrijf blijkt echter het meest kwetsbaar te zijn. Als gevolg van de economische crisis in 2009-2010 is het aantal banen in het MKB gemiddeld met 2,4% per jaar afgenomen, tegen 0,95% per jaar in het grootbedrijf.
Naast de gevolgen voor de werkgelegenheid, is de algemene daling van de totale vraag naar goederen en diensten verreweg het meest belangrijke negatieve effect van de crisis. De onderzoekers schatten in dat dit effect speelt bij 62% van alle bedrijven in de EU, voor Nederland geldt dat voor 60% van de bedrijven. Volgende negatieve effecten zijn de langere betalingstermijnen van klanten (48% EU; 34% in Nederland) en het tekort aan werkkapitaal (29% EU; 34% in Nederland).
Ondanks deze nadelen heeft driekwart van de ondernemingen ook positieve (neven)effecten gezien. Zo heeft de crisis voor 10% van het MKB per saldo voor een toename van hun omzet gezorgd. Voor Nederland is dit zelfs 14%. De meest genoemde voordelen zijn echter dat werknemers zich flexibeler opstellen, dat inkoopprijzen zijn gedaald en dat het makkelijker is om met andere bedrijven samen te werken.
Innovatie is een wapen tegen de crisis
Innovatie lijkt een positief effect te hebben op de werkgelegenheid. Innovatieve bedrijven, maar ook bedrijven uit meer innovatieve landen hebben een hogere werkgelegenheidsgroei. De resultaten van de enquête benadrukken dat innovatieve MKB-bedrijven – of ondernemingen in meer innovatieve economieën – minder last hebben van de crisis. Bijvoorbeeld, in landen die matig innovatief zijn zeggen 70 % van de bedrijven te maken te hebben met een daling van de totale vraag. In landen die leidend zijn op het gebied van innovatie zegt 45% van de bedrijven hiermee te maken te hebben.
Informatie
De studie is een onderdeel van ‘The SME Performance Review project’ en is uitgevoerd door onderzoekbureau Panteia/EIM in opdracht van DG Ondernemingen en Industrie van de Europese Commissie. De studie is onder andere gebaseerd op een enquête onder bedrijven die afgenomen is aan het eind van 2010. Dat is gedaan in alle 27 lidstaten en daarnaast in tien andere landen te weten: Albanië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, IJsland, Israël, Liechtenstein, Montenegro, Noorwegen, Servië en Turkije.