Om elektrische voertuigen te laten doorbreken is het niet voldoende om aparte compo-nenten te ontwikkelen. De uitdaging bestaat daarin om een betrouwbaar en betaal-baar totaalsysteem te ont-wikkelen. Het E.On Research Center (E.ON ERC) en het Institut für Stromrichter-technik und Elektrische Antriebe (ISEA), beide verbonden aan de RWTH in Aken, voorzien een grote toekomst voor elektrisch aangedreven voertuigen.
Medio januari kwamen experts uit de wetenschap en economie bijeen aan de RWTH om te discussiëren over wat aandrijf- en batterijontwikkelaars, economen, netwerkexperts en energiebedrijven kunnen bijdragen aan het thema elektromobiliteit. Ook werd gesproken over mogelijkheden om op grote schaal deze milieuvriendelijke aandrijftechniek te stimuleren.
De meeste componenten voor elektromobiliteit (omvormer, laadapparaat, krachtige batterijen) worden al een aantal jaren toegepast en continu doorontwikkeld. Nu gaat het vooral om het concentreren op het hele systeem. Daarvoor is in de ontwikkelingen nauwe samenwerking tussen verschillende vakgebieden nodig, onder andere elektrotechniek met de automobiel- en energiemaatschappijen.
Het ISEA verzamelt al een aantal jaren praktische ervaringen met elektrische voertuigen. Tot het wagenpark horen twee elektrische auto’s en twee elektrische scooters. Om de aanwezige potenties uit te diepen moeten behalve talrijke technische, economische en gerechtelijke hindernissen vooral de bedenkingen van consumenten worden overwonnen. Een op korte termijn uitvoerbare oplossing is de plug-in hybride, die naast een elektro-motor ook een verbrandingsmotor heeft en aan elke contactdoos opgeladen kan worden. Bovendien koppelt zo’n voertuig nu al de voordelen van de elektrische aandrijving aan de actieradius van conventionele voertuigen en kan daarmee de weg effenen voor volledige elektromobiliteit.
Rol energiebedrijven
Bij energiebedrijven ligt de belangrijkste uitdaging in de beschikbaarheid en technologie van de oplaadinfrastructuur en bij de begrenzing van de kosten voor de toekomst. Mensen willen er zeker van zijn dat hun duurbetaalde voertuig overal kan worden opgeladen. De interesse van het energiebedrijf ligt daarbij niet op de verkoop van extra energie maar op de dienstverlening rondom de nieuwe verbruiker, de auto. Daarvoor is een standaard koppeling van voertuig en netwerk noodzakelijk.
Daarnaast moet het technische zwaartepunt van de ontwikkelingen liggen bij het regelen van de laadprocessen in tijdperiodes. De voertuigbatterijen zouden een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de integratie van ‘overtollige’ hernieuwbare energie en daarmee bijdragen aan de stabiliteit van het netwerk. Een vroegtijdige samenwerking tussen automobiel-producenten en energieleveranciers is daarbij van wezenlijk belang.